HISTORIE
KORPS RIJKSPOLITIE
ALGEMEEN DLV | ||
> | Oprichting | |
> | Huisvesting |
|
> | luchtvlooot | |
DIVERSEN AFDELINGEN DLV | ||
> | Vliegdienst | |
> | Recherchegroep Schiphol | |
>. | Fotodienst | |
|
||
TAKEN DLV |
||
> |
Toezicht en beveiliging luchthavens door gedetaceerde en de uniformdienst |
|
> | Luchtfotografie | |
> | Luchtvaartonderzoeken | |
> | Verkeersassistentie | |
> | Milieucontroles | |
> | Openbare orde en veiligheid | |
> |
Hulpverlening | |
Naar > menu Dienst Luchtvaart Naar > Menu's Landelijke diensten |
Help ons want alleen samen kunnen we er echt iets moois van maken. Lees hier hoe.
Belangrijk. Stuur geen foto's uit boeken, facebookpagina's of websites in. Deze mogen wij niet publiceren.
Het is niet toegestaan om foto's en artikelen van deze site elders te publiceren bv op een website of facebookpagina
HISTORIE
KORPS RIJKSPOLITIE
De oprichting van de Dienst Luchtvaart.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) werd Schiphol geteisterd door bombardementen en volledig verwoest. Na de bevrijding begon onder leiding van directeur U.F.M. Dellaert de heropbouw van Schiphol. Puin werd geruimd, bomkraters gedicht en houten noodgebouwen verrezen. Op 28 juli 1945 kon het eerste verkeersvliegtuig weer landen op Schiphol. De KLM heropende, voornamelijk met Britse en Amerikaanse piloten, in november de dienst op Indië en in februari 1946 startte een geregelde luchtlijn op New York.
Dit leidde ertoe dat onder leiding van adjudant B.A. de Weillé in 1949 een vijftal Rijkspolitiemannen als recherchegroep op Schiphol werd gedetacheerd. Tot deze recherchegroep Schiphol behoorden tevens de wachtmeesters Kees Verberk en Harry Verdellen. De rechercheurs hadden op Schiphol in eerste instantie te maken met diefstallen en smokkel, maar al snel raakten zij hevig in de luchtvaart geïnteresseerd. Met de hulp van KLM-vlieger Bart Kuiter verdiepten zij zich in navigatiekunde en de luchtvaartwet en - regels. Zij constateerden talrijke luchtvaartovertredingen. De belangstelling van de rechercheurs voor vliegbewegingen en de handelingen van vliegers had tot gevolg dat op Schiphol gesproken werd over "de luchtvaartpolitie", waarmee men de beide politiemannen bedoelde. Kuiter opperde de gedachte, dat als de rechercheurs zich bezig hielden met het politietoezicht op de luchtvaart, zij ook maar moesten leren vliegen. Zelf vliegen was in het luchtvaartwereldje immers normaal. Dankzij een subsidie van het Anthony Fokkerfonds kregen de beide wachtmeesters de kans met vlieglessen te beginnen. AI spoedig bleek echter dat hun meerderen niet op de hoogte waren van hun vliegaspiraties en werden zij gesommeerd aan de grond te blijven. Overplaatsing dreigde en de leiding van het Anthony Fokkerfonds trok geschrokken de financiële bijdrage in. De vliegeractiviteiten van Verberk en Verdellen bleken even later de staf in Den Haag toch aan het denken te hebben gezet. Generaal A.F.J. Penders, de Algemeen lnspecteur van het Korps Rijkspolitie, nodigde de beide wachtmeesters uit voor een gesprek, waarin zij verslag deden van hun bevindingen over de situatie op Schiphol.
Foto: Kolonel jhr B.W E de Beaufort, commandant Dienst Luchtvaart van 1953 tot in 1963.
De taken die aan de Dienst Luchtvaart werden toebedeeld, waren kortweg de volgende:
- De opsporing van strafbare feiten binnen de Nederlandse burgerluchtvaartterreinen en de militaire luchtvaartterreinen voor zover het strafbare feiten aangaande de burgerluchtvaart betrof.
- Het op verzoek verlenen van hulp bij de opsporing van in het buitenland gepleegde strafbare feiten met Nederlandse luchtvaartuigen.
- De controle op de niet-lijnvluchten.
Geleidelijk aan werd het werkterrein van de Dienst Luchtvaart uitgebreid. Naast het algemene politietoezicht en de opsporing van strafbare feiten op de luchthaven Schiphol, vergde ook het opsporen en voorkomen van strafbare feiten op de andere vliegvelden, zoals Teuge, Beek, Texel en Zestienhoven meer en meer aandacht. Dit leidde ertoe dat met ingang van 1 oktober 1953 de post Eelde werd ingesteld, bestaande uit twee mensen. ln de jaren zestig volgden posten in Beek en Zestienhoven.
Een belangrijk moment in de geschiedenis van de Dienst Luchtvaart was de aanschaf van een eigen vliegtuig, de Auster PH-POL, in 1955. Dit was het begin van de opbouw van een eigen luchtvloot en een eigen vliegdienst met een nieuwe taak: het verlenen van bijstand en medewerking aan het Korps Rijkspolitie en aan de gemeentepolitiekorpsen (in de grotere gemeenten) in de vorm van luchtwaarneming of luchtfotografie. Vooral door het groeiende autoverkeer in Nederland werden er op aanvraag van de landelijke verkeersdienst vele vlieguren gemaakt om het verkeer beter te kunnen reguleren. Ook de Rijkspolitie te Water riep geregeld de hulp van de PH-POL in om milieudelicten op te sporen.
Foto: Het eerste vliegtuig van de dienst Luchtvaart een Auster MK II, met de registratie PH-POL in 1955.
Bij het vijftienjarig bestaan van de Dienst Luchtvaart in 1968 werd het langzaam maar zeker uitgedijde takenpakket formeel vastgelegd door de minister van Justitie. De dienst omvatte toen 32 personen en stond onder leiding van commandant E.E. Gerritsen. Een nauwgezette taakomschrijving van de Dienst Luchtvaart was van belang omdat de politie niet de enige organisatie was die bemoeienis had met de luchtvaart.
Foto. Kolonel E.E. Getritsen, commandant Dienst Luchtvaart van 1963 tot 1986.
De veiligheid van de luchtvaart was in eerste instantie in handen van de Rijksluchtvaartdienst en met name van de onder deze dienst ressorterende Luchtvaartinspectie. De Rijksluchtvaartdienst zag toe op de naleving van de Luchtvaartwet, de Regeling Toezicht Luchtvaart en internationale verdragen. De Luchtvaartinspectie controleerde en onderzocht op technisch en operationeel gebied vliegvelden, bedrijven, vliegtuigen en onderdelen voor vliegtuigen (dus ook het onderhouds- en reparatiewerk) met het doel de veiligheid in de lucht te bevorderen. De Raad voor de Luchtvaart, in 1936 tegelijkertijd ingesteld met de Luchtvaart rampenwet, onderzocht (bijna-) luchtvaartongevallen in Nederland ongeacht de nationaliteit van het luchtvaartuig en ongevallen met Nederlandse vliegtuigen in het buitenland. Met de inkrachttreding van de Luchtvaart ongevallenwet in 1993, die in de plaats kwam van de Luchtvaart rampenwet. werd de Raad voor de Luchtvaart losgekoppeld van de Rijksluchtvaartdienst en werd het een onafhankelijk orgaan.
Ook de Koninklijke Marechaussee speelde op de luchthavens met internationaal vliegverkeer een belangrijke rol. Zij hield zich vooral bezig met de controle op het internationaal personenverkeer en illegale grensoverschrijding. Een belangrijk facet van de grensbewaking was de opsporing van strafbare feiten van de Opiumwet en de Wet Wapens en Munitie. Het Marechaussee personeel dat de grensbewaking tot taak had, bezat de algemene opsporingsbevoegdheid; de officieren en enkele onderofficieren waren bevoegd op te treden als Hulpofficier van Justitie krachtens de regelingen in het Wetboek van Strafvordering. Daarnaast had de Marechaussee als militaire politie het politietoezicht op de krijgsmacht en derhalve ook op het Luchtmachtpersoneel en de militaire vliegvelden.
Een volgende organisatie die een eigen taak had op de luchthavens waar internationaal vliegverkeer plaatsvond, was de Douane. Deze instelling was belast met de controle op het internationale goederen- en reizigersverkeer.
Tot slot was ook de aanwezigheid van het Korps Orde en Veiligheid, dat sinds 1948 op de luchthaven Schiphol als bedrijfsbrandweer- en bewakingsdienst fungeerde, van belang. In 1967 werd dit Korps opgesplitst in brandweer en Korps Luchthavenpolitie. De leden van het Korps Luchthavenpolitie kregen een benoeming tot onbezoldigd ambtenaar van het Korps Rijkspolitie en daarmee algemene opsporingsbevoegdheid voor het terrein van de N.V. Luchthaven Schiphol. De commandant van de Dienst Luchtvaart werd belast met het toezicht op de functionarissen van het Korps Luchthavenpolitie.
Terrorisme.
Foto. Twee Palestijnen kapen op 3 maart 1974 een Britse VC 1 0 toestel. Zij landen op Schiphol, laten de inzittenden vrij en vernielen het vliegtuig. Daarna geven zij zich over aan de politie.
Vanaf 1968 werd de Nederlandse politie geconfronteerd met vliegtuigkapingen en de dreiging van aanslagen op burgerluchtvaartterreinen, voornamelijk gericht tegen de Israëlische luchtvaartmaatschappij El Al en Amerikaanse maatschappijen.
Deze ontwikkeling veroorzaakte een enorme uitbreiding van de beveiligingstaak op Schiphol. Ook de Dienst Luchtvaart moest zich op deze nieuwe situatie instellen en werd hiertoe in 1977 onder meer functioneel opgesplitst in de afdelingen "Luchtvaart Onderzoeken", en "Luchthaven Schiphol". De afdeling Luchtvaart Onderzoeken hield zich met name bezig met de controle op de naleving van de wettelijke voorschriften zoals die voor het vliegverkeer golden en het onderzoek na vliegtuigongevallen of ernstige incidenten.
De afdeling Luchthaven Schiphol werd belast met de beveiliging van de passagiers, de vliegtuigen en andere objecten op de Nederlandse burgerluchthaven. Commandant was nog steeds E.E. Gerritsen, in de rang van overste. De Dienst Luchtvaart telde op dat moment circa 125 personeelsleden.
Reorganisatie.
In 1989 besloot de overheid de organisatie van de politie in Nederland ingrijpend te reorganiseren. Sinds 1945 bestond de Nederlandse politie uit twee soorten politie: de gemeentepolitie en het Korps Rijkspolitie.
Foto. Kolonel Maurer 87-94, commandant van de Dienst Luchtvaart van 1987 tot 1994.
Door beide soorten politie te integreren werd verondersteld dat de politieorganisatie efficiënter en doelmatiger haar taken kon uitvoeren. In 1994 was de reorganisatie van de politie voltooid. Er is nu sprake van één Nederlandse politie organisatie, bestaande uit 25 regiokorpsen en een Korps Landelijke Politiediensten (KLPD), dat de regio,s in haar werkzaamheden ondersteunt. De reorganisatie betekende het einde van het bestaan van het Korps Rijkspolitie en daarmee ook van de Dienst Luchtvaart. De Dienst Luchtvaart droeg in 1994 de beveiligingstaak en het politietoezicht op de luchthavens over aan de Koninklijke Marechaussee. Ook de opsporing van strafbare feiten, de oorspronkelijke taak van de Dienst Luchtvaart, werd door deze instantie overgenomen. Alle andere taken werden ondergebracht bij het Korps Landelijke Politiediensten.
HISTORIE
KORPS RIJKSPOLITIE
Schiphol
Het eerste onderkomen van de Dienst Luchtvaart was het kleine kantoortje van de recherchegroep Schiphol met drie kamers, tegenover het stationsgebouw op de oude luchthaven Schiphol, thans Schiphol-Oost. Een kamer was bestemd voor commandant De Beaufort, één voor de groepscommandant en kamer drie werd het lokaal voor de overige dertien leden van de dienst. De huur bedroeg fl. 28,50 per kamer per maand. Geld voor meubilair was er niet, zodat de Algemeen Inspecteur van het Korps Rijkspolitie, die in 1953 een werkbezoek bracht aan de nieuwe dienst, een prullenbak als zitplaats kreeg toegeschoven.
Foto HV01. Het eerste onderkomen van de Dienst Luchtvaart op de oude luchthaven Schiphol. Het kantoortje met drie kamers lag tegenover het stationsgebouw.
Door de gestage uitbreiding van de taken van de Dienst Luchtvaart en de daardoor ook noodzakelijke uitbreiding van het aantal personeelsleden groeide de dienst op Schiphol-Oost uit zijn onderkomen. In 1967 werd de "nieuwe" luchthaven Schiphol-Centrum geopend: het centrale verkeerseiland met daar omheen het tangentiaal banenstelsel, 1700 ha groot. Ook de Dienst Luchtvaart vond daar onderdak in een zestal vertrekken in het gebouw van de Rijksluchtvaartdienst. Om de afstand te overbruggen tussen dit pand en de aankomsthal werd daar eveneens een kamer gehuurd.
Foto HV02.
In 1967 verhuisde de Dienst Luchtvaart naar Schiphol Centrum naar een zestal vertrekken in het gebouw van de Rijksluchtvaartdienst op de luchthaven Schiphol-Centrum. Deze ruimte bleek al spoedig te bekrompen voor het onderbrengen van de zich snel uitbreidende Dienst.
In 1971 verhuisde de Dienst Luchtvaart vanwege een interne verbouwing tijdelijk naar het nieuwe gebouw van de luchtvaartmaatschappij Transavia op Schiphol-Centrum.
Foto HV03.
In 1971 verhuisde de Dienst Luchtvaart vanwege een interne verbouwing tijdelijk naar het nieuwe gebouw van de luchtvaartmaatschappij Transavia op Schiphol-Centrum en wel in een gedeelte van de begane grond en de gehele eerste en tweede etage (begane grond meldkamer; 1e etage groepscommandant, recherche en kantine; 2e etage Commandant en Staf, w.o. Vliegdienst en politie-luchtfotograaf.
Foto HV05.
Foto HV08 en Foto HV09.
Eenmaal terug in het Rijksluchtvaartcomplex op Schiphol centrum, kon de Dienst Luchtvaart voor het eerst gebruik maken van een eigen meldkamer op de begane grond van het gebouw. In 1986 was er een verhuizing naar de nieuwe meldkamer op de 3e verdieping. Deze meldkamer werd mede ingericht met de aanname dat de DLV alle politietaken op de Luchthaven onder zich zou krijgen. De Luchthavenpolitie van de NV Luchthaven Schiphol zou worden opgeheven.
Foto HV10. 1989. De meldkamer en berichtencentrum van de Dienst Luchtvaart op Schiphol.
In 1987 kreeg de afdeling Opleiding en Vorming de beschikking over het landgoed Leyduin in Vogelenzang bij Haarlem. Hier werden de opleidingen voor de Uniformdienst gegeven. Tevens verzorgde dit opleidingscentrum de vierdaagse Primaire Opleiding voor de visiteuses van Seceurop Nederland en de cursus Aviation Security voor personeel van Nederlandse luchtvaartmaatschappijen.
Foto HV11. Het Landgoed Leyduin in Vogelenzang bij Haarlem. Hier was van 1987 tot 1994 het opleidingsinstituut van de Dienst Luchtvaart gevestigd.
Het vliegend materieel werd op Schiphol gestald en onderhouden in Hangaar 7 op Schiphol-Oost. Deze hangaar was afkomstig van een Engels militair vliegveld en bij de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog naar Schiphol overgebracht. De Dienst Luchtvaart moest deze hangaar delen met andere vliegtuigbezitters, hetgeen niet ideaal was. ln afwachting van de eigen nieuwbouw werd de luchtvloot halverwege de jaren tachtig voorlopig ondergebracht in Hangaar 6 op Schiphol-Oost. In 1989 kreeg de Dienst Luchtvaart de beschikking over een nieuwe hangaar -Hangaar 1- op Schiphol-Oost. De hangaar, werkplaats en kantoorruimtes boden onderdak aan de vlieg[1]dienst, de dienst vliegtuigonderhoud en de dienst materieel en gebouwen. Het gebouw, genaamd naar oud-commandant E.E. Gerritsen, beschikte tevens over een kantine met vrij uitzicht op de banen van de luchthaven, een "crewroom" (wachtkamer) voor de vliegers en een slaapruimte met stapelbedden en toilet[1]en doucheblok voor zestien personen. Het complex is ontworpen door architect ir. A.C.W. Sip van de Rijksgebouwendienst en heeft fl. 11.500.000 gekost aan bouw en inrichting. Sinds 1994 is de E.E. Gerritsen-hangaar de thuisbasis van de Politie Luchtvaartdienst.
Foto HV13. Hangaar 1 op Schiphol Oost, de thuishaven van de Politie Verkeersdienst. In 1989 als nieuw onderkomen voor de vliegdienst en onderhoudsdienst van de Dienst Luchtvaart.
Foto HV12. De meldkamer van Operations Vliegdienst Schiphol-Oost.
Eelde (1953-1994).
Op het vliegveld Eelde deelde de tweemansploeg aanvankelijk een kamer in het stationsgebouw met het douanepersoneel. Wachtmeester Knigge timmerde als noodoplossing in de gang achter een paar, schotten een werkruimte om ongestoord de Luchtvaartwet te kunnen bestuderen, voordat de post Eelde de beschikking kreeg over het hoekkantoor in het stationsgebouw.
Foto HV04. Het vliegveld Eelde omstreeks 1975. De post Eelde van de Dienst Luchtvaart beschikte over de kantoorruimte rechts van de verkeerstoren.
Luchthaven Beek (1956-1994)
In eerste instantie fungeerde het kolenhok van het stationsgebouw als kantoorruimte, tot de post de beschikking kreeg over een eigen kamer. Met de ingebruikname van de verkeerstoren met kantoorgebouw in 1983 kreeg de Dienst Luchtvaart de beschikking over drie bureauruimten, een vergaderlocatie, een verhoorkamer en een apparaten- en archiefruimte.
Foto HV07. Luchthaven Beek in Zuid-Limburg.
Luchthaven Zestienhoven (1957-1994)
De Rijksgebouwendienst stelde een kamer beschikbaar in de aankomstruimte naast de bureaus van de Koninklijke Marechaussee, in afwachting van de opening van het nieuwe stationsgebouw in 1970. Daarna deelde de Dienst Luchtvaart een gebouw met de Douane, de Koninklijke Marechaussee en de Rijksluchtvaartdienst.
Foto HV06. Luchthaven Zestienhoven 1981. De groep Rotterdam van de Dienst Luchtvaart was gevestigd in de laagbouw links op de foto.
OUD NIEUWS HUISVESTING DLV
HERINNERINGEN UIT OUDE POLITIETIJDSCHRIFTEN
Bron: Korpsblad december 1971
Bron: RP-magazine november 1989
HISTORIE
KORPS RIJKSPOLITIE
DE POLITIELUCHTVLOOT DLV | |
> | Vleugelvliegtuigen 1953 - 1994 |
> | Helikopters 1976 - 1994 |
> | Oud nieuws luchtvloot |
VLEUGELVLIEGTUIGEN.
Een onderzoek naar vervalste vliegbrevetten B hielp de Dienst Luchtvaart in 1953 aan zijn eerste vliegtuig. Een van de getuigen die tijdens dit onderzoek gehoord werden, was de tandarts Nielsen te Sönderborg in Denemarken. Nielsen bleek vliegtuigen te verhuren tegen de bijzonder lage prijs van fl. 35 per vlieguur.
Vlak hier voor had keizer Haile Selassie van Ethiopië een staatsbezoek gebracht aan Nederland. Politietoezicht vanuit de lucht zou de beveiliging van de keizer tijdens diens autotochten aanzienlijk vergemakkelijkt hebben. Bovendien beschikte de Dienst Luchtvaart al over twee piloten.
Al deze argumenten wierp commandant De Beaufort in de strijd om de Algemeen Inspecteur van de Rijkspolitie te overtuigen van het belang over een vliegtuig te kunnen beschikken. De opzet van De Beaufort slaagde: de Dienst Luchtvaart kreeg toestemming om met een van Nielsen gehuurd toestel te gaan vliegen: een Deense KZ-3.
Foto: De door de Dienst Luchtvaart in Denemarken gehuurde KZ-3 met de registratie OY-DVl.
Registratie
Sinds de Luchtvaartwet van 1936 heeft ieder burgerluchtvaartuig een registratiekenmerk dat zich bevindt op de boven- en onderzijde van de vleugels en op de romp. In het geval van het eerste vliegtuig van de Dienst Luchtvaart, de Auster MK lll met registratienummer PH-POL. Staat het nationaal kenmerk PH voor Nederland en het inschrijvingskenmerk van het vliegtuig POL als gekozen afkorting van Politie. Het inschrijvingskenmerk POL is tevens het "call-sign", de roepnaam, voor radiogesprekken met de verkeerstoren. De Auster kreeg als politieroepnaam voor gesprekken per mobilofoon de naam "RP 200". Nadat de Auster was vervangen door de Cessna met het kenmerk PH-RPL, kreeg deze ook de roepnaam "RP 200". Met de aanschaf en inschrijving van de Cessna als RPL in 1961, waarbij RP de afkorting van Rijkspolitie, voor de hand ligt en de L waarschijnlijk op "luchtvaart" duidt, was geen rekening gehouden met een sterke uitbreiding van de luchtvloot. Daarom besloot de Dienst Luchtvaart de keuze van het inschrijvingskenmerk beter aan te pakken. In 1965 reserveerde de dienst bij het Luchtvaartregister de kenmerken in het RP blok en werd alfabetisch genummerd: PH-RPA, PH-RPB, etc. Met het verschijnen van de helikopters in de luchtvloot werd van achter naar voren genummerd: PH-RPW, PH-RPV PH-RPU.
Roepnamen
Voordat piloten een radiogesprek met de verkeerstoren beginnen, melden zij zich met een roepnaam (call sign). De roepnaam is gelijk aan het inschrijvingsmerk van het luchtvaartuig. Bij de vermelding van de roepnaam wordt het afkortingenstelsel van het NAVO-alfabet gebruikt: Alpha, Bravo, Charlie.....Zulu. Dat levert roepnamen op als Romeo Papa Charlie of Romeo Papa Foxtrot. ln het hierna volgende overzicht van de politieluchtvloot door de jaren heen worden alleen de afkortingen genoemd.
PH-POL (1955 en 1955-1963)
In 1955 kon de Dienst Luchtvaart een eigen toe- stel aanschaffen, een twaalf jaar oude Auster MK lll, die de registratie PH-POL kreeg. De Auster oorspronkelijk een lesvliegtuig van de Britse luchtmacht, werd voor het symbolische bedrag van fl. 1 overgenomen van de Koninklijke Luchtmacht.
Foto: Vanuit de PH-POL ziet de Dienst Luchtvaart ook de zonden van de kleine zielen op het (oude) Verkeersplein Oudenrijn.
Al na veertien dagen dienst crashte de Auster op 28 april 1955 op het vliegveld Ypenburg tijdens het vervoer van de Zweedse nationale vlag in verband met een staatsbezoek van de Zweedse koning. Dat was niet wat De Beaufort met luchtsteun bij staatsbezoeken bedoeld had. Wachtmeester Verdellen belandde door de crash met een hersenschudding in het ziekenhuis. Copiloot en waarnemer op deze vlucht Van der Spek kwam met de schrik vrij. Gelukkig kon de Luchtmacht voor de prijs van fl. 2,50 nog een Auster leveren. Deze Auster; bouwjaar 1943, kreeg ook de registratie PH-POL, en de radioroepnaam RP 200.
Foto: Het allereerste vliegtuig van de Dienst Luchtvaart verongelukte al na veertien dagen.
Wat gebeurde er met het eerste vliegtuig de PH-POL na zijn dienst bij de DLV. lees het hier
PH-RPL (1961-1968)
In 1961 ging de Dienst Luchtvaart over tot de aanschaf van de Cessna 1728 Skyhawk, PH-RPL. Deze vierpersoons, verwarmde Cessna kostte fl. 52.000 en werd als bouwpakket uit Amerika geleverd. Cor Louw, de grondwerktuigkundige, wist de kist bekwaam in elkaar te zetten. De Cessna Skyhawk was uitgerust met een zescilinder Continental motor van '145 pK, die op 300 meter vlieghoogte een kruissnelheid van 185 kilometer per uur haalde en daarbij 27 liter brandstof verbruikte. Onder normale vlieg- omstandigheden kon de Cessna, met een tank- inhoud van 140 liter; ongeveer vijf uur in de lucht blijven. De Cessna was een "hoogdekker,,, zodat de vleugel het zicht naar beneden niet belemmerde. Door de aanschaf van de Cessna werd de onverwarmde, tweepersoons Auster overbodig en in 1963 bij openbare inschrijving verkocht. Het twintig jaar oude toestel kwam voor fl. 3000 in het bezit van autosloper De Waal in Landsmeer. De PH-POL had nog maar 500 vlieguren voor de motor en 30 vlieguren voor de romp te bieden. Met tegenzin namen de medewerkers van de Dienst Luchtvaart afscheid van de Auster. Zij hadden het toestel als curiositeit liever zelf gehouden.
PH-RPA (1965-1976)
In 1966 werd een tweede eenmotorige Cessna, een F172G, aangeschaft met het registratienummer PH-RPA en de roepnaam RP 201. Deze Cessna was geen bouwpakket, maar in licentie gebouwd in de Cessna vestiging in het Franse Reims. Het toestel werd naar Schiphol gevlogen door de vertegenwoordiger van Cessna in de Benelux, de oud-KLM gezagvoerder Dijkstra. Op Schiphol werd het toestel voorzien van radio- en navigatieapparatuur ter waarde van fl. 1 1.000 en de Politie Verbindingsdienst zorgde voor de inbouw van een mobilofoon. De Cessna maakte op 9 maart 1966 zijn eerste dienstvlucht met een politiebemanning. De volgende dag traden prinses Beatrix en prins Claus in het huwelijk. Vanwege het slechte weer kon het toestel op deze voor de politie rumoerige dag echter niet boven Amsterdam worden ingezet.
PH-RPB (1968-1980)
De eerste Cessna, de PH-RPL, werd na ruim 4000 vlieguren in l968 vervangen door een Cessna, type F172H, met de registratie PH-RPB en de roepnaam RP 202. Ook dit toestel werd vanuit Reims naar Nederland overgevlogen. Na inbouw van de mobilofoon en de radio- en navigatieapparatuur werd de PH-RPB op 12 november1968 in gebruik genomen en meteen ingezet boven een file op het verkeersknooppunt Oudenrijn bij Utrecht.
Foto: De Luchtvloot van de Dienst Luchtvaart in 1968. Drie eenmotorige Cessna's
PH-RPC (1972-1984)
Foto: Een derde Cessna 172, ditmaal van het type FR172H Rocket, werd in 1972 aangeschaft. Het toestel beschikte over een zwaardere, 210 PK motor.
PH-RPD (1973-1988) en PH-RPE (1974_1988)
ln de daarop volgende jaren kregen de drie eenmotorige Cessna,s gezelschap van twee ,,tweepitters", de Cessna FA337G Super Skymaster. De in Amerika vervaardigde Super Skymasters werden na transport bij Reims Aviation geassembleerd. Deze Cessna had twee motoren: een trekschroeÍ voor in de romp en een duwschroef tussen de dubbele staart, en een inklapbaar landingsgestel. Door de twee motoren kon dit toestel tot een behoorlijke snelheid komen - zo,n 300 kilometer per uur - en mocht het bovendien boven grote watergebieden vliegen. Als STOL-vliegtuig (ShorT Take Off and Landing) had het genoeg aan een landingsbaan van 150 meter en een startbaan van 200 meter. Ten behoeve van de fotodienst werd in de PH-RPD een gyroplatform met loodrechtcamera in de buik van het toestel aangebracht.
Foto. Het eerste tweemotorige vliegtuig van de Dienst Luchtvaart: de PH-RPD.
PH-RPF (1976-1984)
Ter vervanging van de PH-RPA werd in 1976 de eenmotorige Reims-Cessna FR17L Rocket aangeschaft.
PH-RPG (1979-1982)
Deze eenmotorige Reims/Cessna FR172K Hawk XP werd in 1979 aangeschaft ter vervanging van de PH-RPB in 1979, maar werd op 19 augustus 1981 door een manoeuvre van een DC-S van de baan geblazen en onherstelbaar beschadigd.
Foto: Het vliegtuigje stond op het punt op om te stijgen voor een patrouillevlucht. Het zou wachten tot een DC-8 zou zijn vertrokken. Het "vol gas" van het passagiersvliegtuig en de straffe wind waren teveel. De PH-RPG kwam ondersteboven te liggen. De piloot Ron Reinders kwam gelukkig met de schrik vrij. De schade aan het toestel bedroeg ongeveer twee ton.
PH-RPH, PH-RPI, PH-RPJ (1984-tot ?)
Eind 1983 maakten de twee circa tien jaar oude Cessna 172 toestellen, de PH-RPC en pH-RPF en de vernielde PH-RPG, plaats voor drie eenmotorige Cessna 182R Skylane-toestellen. De Cessna 182R Skylane was groter dan de oudere Cessna 172 en had meer vermogen. Het vierpersoons toestel verbruikt 45 liter brandstof per uur en kan zeven uur onafgebroken in de lucht blijven.
Foto: Show van vleugelvliegtuigen en een helikopter boven Noord-Holland.
PH-RPM en PH-RPN (1988 tot ?)
ln 1989 vond op Schiphol de officiële overdacht plaats van twee BN.2T Turbine lslanders. De BN,s kostten ieder ruim fl. 3.000.000. De toestellen zijn zo gebouwd en ingericht, dat zij ook bij slecht weer, harde wind en mist kunnen vliegen. IJsafzetting op de vleugels levert voor deze toestellen geen problemen op. Ze zijn geprepareerd om langdurige vluchten boven zee te maken en geschikt voor een noodlanding op zee. Door geavanceerde communicatie apparatuur kan de bemanning direct contacten leggen met politie- posten, voertuigen en vaartuigen. Een computer met de plattegronden van alle dorpen en steden in Nederland is aan boord, De ramen zijn zogenoemde Souble Windows, waardoor de inzittenden loodrecht naar beneden kunnen kijken. De toestellen bieden plaats aan zes inzittenden. Er kan met snelheden van tussen de 30 en 250 km per uur worden gevlogen.
Foto: De PH-RPM, een van de twee tweemotorige B N. 2T Turbine lslanders die in januari 1989 in gebruik genomen zijn.
POLITIEHELIKOPTERS 1976 - 1994
PH-RPV "Wim" en PH-RPW "Henk" (1976-heden)
Commandant De Beaufort had al bij het tienjarig bestaan van de Dienst Luchtvaart in '1963 een balletje opgegooid over de aanschaf van een helikopter. Zijn opvolger Gerritsen had het thema zo vaak ter sprake gebracht, dat de Algemene Inspectie het woord helikopter niet meer wilde horen; Gerritsen sprak voortaan over hefschroefvliegtuigen. Steeds waren de hoge aanschafkosten, ruim fl. 2.000.000 per stuk, en de kosten per vlieguur het struikelblok geweest. Een vlieguur met een eenmotorige Cessna kost- te circa fl. 90, de tweemotorige Cessna circa fl. 200 en de helikopter circa fl. 350. Pas in 1974 concludeerde een werkgroep van de Algemene Inspectie dat de helikopter uitermate geschikt en noodzakelijk was als luchtvaartuig voor de politie. Als belangrijke pluspunten van de helikopter golden de vrijwel onbeperkte landingsmogelijkheden en het zogenaamde "hoveren": het stil kunnen blijven hangen boven plaatsen waar dat nodig is. Bovendien konden automobilisten vanuit de helikopter via luidsprekers bij filevorming meteen gewaarschuwd worden. Na diverse proefnemingen schafte de Dienst Luchtvaart in 1976 de twee eerste helikopters aan. De keuze viel op de Bölkow 105 CB, een zeer wendbaar vijfpersoons toestel met een te verwachten lange levensduur en een onderhoudsarme, scharnierloze rotor. Bovendien kon deze helikopter; door zijn twee Allison gasturbine motoren van ieder 420 PK, ook voor nachtvluchten en vluchten boven water worden ingezet. Voor noodlandingen op water is het onderstel van de heli voorzien van opblaasbare nooddrijvers. De toestellen werden genoemd naar de Algemeen Inspecteur van de Rijkspolitie Wim Rehorst en het Tweede Kamerlid Henk Koning, die zich in het parlement sterk had gemaakt voor de aanschaf van de helikopters.
Foto: In juli 1976 arriveert de eerste Bölkow 105 CB helikopter van de Dienst Luchtvaart op Schiphol.
Hier voorzien van een zoeklicht op de neus, een luidspreker aan de zijkant en nooddrijvers aan het onderstel.
Foto: Met opgeblazen nooddrijvers voor een noodlading op het water.
Foto: De tweede Bölkow 105 CB helikopter de PH-RPW "Henk", vliegend boven Schiphol-Centrum in 1976.
Naar : video levering eerste Helikopter voor de Rijkspolitie (1976)
Foto: Eind jaren tachtig. De PH-RPW wordt op het platform voor de hangaar van de DLV op Schiphol oost gereed gemaakt voor een vlucht .
PH-RPU "Barthold" (1978-1992)
ln 1978 vond de officiële ingebruikstelling en de doop van de derde helikopter; ook een BO 105 CB, plaats, die genoemd werd naar de eerste commandant van de Dienst Luchtvaart, De Beaufort. Commandant Gerritsen greep de gelegenheid aan om te wijzen op de noodzaak van de uitbreiding van het vliegend materieel. De Dienst Luchtvaart kon op dat moment nog maar aan 47o/o van de aanvragen om assistentie voldoen. De grootste haven ter wereld, Rotterdam, had één dag per week een helikopter ter beschikking, terwijl New York als tweede haven tien helikopters per dag inzette. Op 12 oktober 1990 crashte de PH-RPU "Bart- hold" op het vliegveld van Lelystad tijdens een oefenvlucht waarbij onder meer profchecks (noodprocedures) werden uitgevoerd. Het toestel was daarna niet meer luchtwaardig.
Foto. Op 12 oktober 1990 crashte de PH-RPU op het vliegveld van Lelystad tijdens een oefenvlucht waarbij onder meer "profchecks" (noodprocedures) werden uitgevoerd. Het toestel was daarna niet meer luchtwaardig.
PH-RPR "Dries" en PH-RPS "Jacques" (1980-tot ?)
ln 1980 werden de vierde en vijfde helikopter in gebruik genomen, beide van het type BO 105 C met de roepnamen Dries, naar minister-president Van Agt, en Jacques, naar mr. A.J. Fonteijn, het voormalige hoofd van de Directie Politie van Justitie.
OUD NIEUWS LUCHTVLOOT DLV
HERINNERINGEN UIT OUDE POLITIETIJDSCHRIFTEN
Bron: Korpsblad januari 1969
Bron: RPmagazine september 1982
Naar: de index van dit artikel
HISTORIE
KORPS RIJKSPOLITIE
RECHERCHEGROEP SCHIPHOL
De vijfkoppige recherchegroep die in 1949 op Schiphol aan het werk ging, groeide in de loop der jaren uit tot een gezelschap van meer dan vijftig medewerkers. Zij werden onderverdeeld in verschillende afdelingen: de tactische recherche, de technische recherche, de criminele inlichtingendienst en de herkenningsdienst' De tactische recherche was belast met de opsporingswerkzaamheden bij alle misdrijven op de luchthaven. In de praktijk richtte het werk zich vooral op de zware en georganiseerde criminaliteit: vrachtdiefstallen, de smokkel van verdovende middelen en wapens, zowel individueel als in bende-verband.
De technische recherche voerde het technisch opsporingswerk uit, zoals het nagaan van sporen en vingerafdrukken en het maken van foto's van de plaats van het misdrijf en van verdachten.
Foto. 1989. Rechercheurs van de Recherchegroep Dienst Luchtvaart op Schiphol analyseren een in beslag genomen pakje verdovende middelen.
De criminele inlichtingendienst hield zich bezig met "zachte" informatie uit eigen waarnemingen, gesprekken, verhoren en inlichtingen verstrekt door informanten. Bij de "zachte" informatie ging het vaak om vermoedens of verdenkingen, die de politie kon gebruiken bij het voorkomen of oplossen van misdrijven.
De herkenningsdienst verzamelde en verwerkte de zogenaamde "harde" informatie: overzichten van delicten, gegevens over daders en hun manier van werken, foto's van daders en misdrijven, vingerafdrukken en sporenverzamelingen'.
Rechercheurs volgden sinds 1963 een opleiding aan de Rechercheschool in Wolfheze, die in '1973 naar Zutphen verhuisde. Daar werden allereerst de door de praktijk gevormde rechercheurs nageschoold tijdens een vijf weken durende cursus.
Vanaf 1966 werden er basiscursussen voor aankomende rechercheurs gegeven, die vijftien weken duurden, en gespecialiseerde vervolgcursussen.
Op Schiphol werden in het jaar 1984 in verband met de smokkel van verdovende middelen 260 mannen en 59 vrouwen aangehouden. Onderschept werden: 85 kilo cocaïne, 83 kilo heroïne, 1421 kilo hasj, 8 kilo opium en 1165 kilo marihuana. Als smokkelmethode was zowel het vervoer op en in het lichaam populair, als het gebruik van een koffer met dubbele bodem. Verder werden in 1984 1225 vuurwapens ontdekt en 4671 andere gevaarlijke voorwerpen zoals messen en stiletto's.
Sinds 1994 is het recherchewerk overgedragen aan de Koninklijke Marechaussee.
Naar: de index van dit artikel
HISTORIE
KORPS RIJKSPOLITIE
In 1957 verkreeg de Dienst Luchtvaart van het ministerie van Oorlog een vergunning voor het maken van luchtfoto's voor justitiële doeleinden en begon men met het opzetten van een eigen fotodienst. Aanvankelijk moest men het doen met tweedehands apparatuur maar in 1968 kon de Dienst Luchtvaart overgaan tot de aanschaf van het type K 20 Aircraft Camera, vervaardigd door The Folmer Graflex Corporation in Rochester, New York, gemaakt voor de U.S. Army Air Forces tijdens de Tweede Wereldoorlog. Deze handcamera's werkten met een 6,25 meter lange film, met het negatiefformaat 4x5 inch. Luchtfotograaf Wim Schermer moderniseerde deze camera's samen met zijn vader en de grondwerktuigkundige Cor Louw door ze te voorzien van een Schneitler- Kreuznach Symmar 1:5,6 180 mm objectief. Schermer wijzigde de camera's ook nog op een ander punt. Luchtfoto's werden gemaakt vanuit een geopend raam van het vliegtuig om spiegelingen, contrast- en scherpteverlies te voorkomen. Met het naar buiten steken van de camera ontstond drukverschil, waardoor de film in de cassette niet meer vlak lag. Een speciale voorziening zoog de film tegen de achterwand op het moment dat de sluiter ontspande. Haarscherpe negatieven waren het gevolg. In 1980 ontwikkelde de fotodienst in eigen beheer een luchtkarteringscamera. De apparatuur werd ingebouwd in de tweemotorige Cessna Skymaster voor het maken van loodrecht foto’s. Door middel van een gyrosplatform, een speciale houder, werd de camera door de bodem van het vliegtuig loodrecht naar beneden gericht. Aan de camera was een videobewakingscamera gekoppeld, die het zoekerbeeld van de luchtcamera op een monitor in het vliettuig weergaf. Zo konden de opnamen gecontroleerd worden.
Foto: Een luchtkarteringscamera voor loodrecht foto’s, ingebouwd )n 1980. in de bodem van een tweemotorige Ce55na FA337G Super Skynaster.
Anno 1991 gebruiken de luchtfotografen Linhof-camera's van Duits fabricaat met verwisselbare Zeiss-objectieven van 50 mm en 250 mm. Een Linhof-camera kost f l. 65.000. De filmcassette van dit type camera bevat 15 meter 400 ASA film, goed voor '140 opnames met het negatiefformaat 4x5 inch.
Foto: Een luchtfotograaf van de Dienst Luchtvaart in actie. Voor het nemen van oblique - schuin naar beneden gerichte - foto’s moet de deur van de heli geopend worden.
Het aantal aanvragen voor luchtfoto’s door de verschillende politiekorpsen is sinds de start van de fotodienst enorm gestegen. In 1968 werden 38 objecten gefotografeerd, waarvoor 19 vlieguren nodig waren; zo'n tien jaar later besteedde de vliegdienst 200 vlieguren aan fotowerk. Alle foto's werden door de afdeling zelf ontwikkeld en afgedrukt. Voor de fotografen, die al jaren milieuovertredingen op de gevoelig plaat vastleggen, is interne milieuzorg vanzelfsprekend: hun donkerekamer apparatuur voldeden milieutechnisch volkomen aan de eisen.
Sinds 1993 beschikt de fotodienst over een LDK 9i videocamera. De camera zit in een ,,Heli-Tele-bol", die aan de helikopter werd bevestigd. Met een monitor en joystick in de cabine van de helikopter werd de camera bediend. De videobeelden konden rechtstreeks doorgeseind worden naar een commandocentrum van de politie op de grond. Zo had de leiding van een politieoptreden een "live"-overzicht van de actie.
Foto: Videocamera in de Helí-Tele-bol, die gemonteerd ís aan de zijkant (de kant van de waarnemer) van de helikopter. Het videosysteem was sinds 1993 in gebruik. De nieuwste aanwinst van de politie Luchtvaartdienst is een thermische videocamera, die voor het menselijk oog niet waarneembare warmte verschillen zichtbaar maakt.
OUD NIEUWS FOTODIENST DLV
HERINNERINGEN UIT OUDE POLITIETIJDSCHRIFTEN
Bron: Rijkspolitie Korpsblad maart 1963
Bron: RPmagazine maart 1973
Bron: Politiesignaal 1985
Naar: de index van dit artikel
HISTORIE
KORPS RIJKSPOLITIE
VLIEGDIENST | |
> | Vliegers |
> | Grondwertuigkundige |
> | Waarnemers en opstapers |
> | Luchtfotografen |
Vliegers
De pioniers onder de politievliegers, de wachtmeesters Verdellen en Verberk, haalden in 1953 op eigen initiatief hun vliegbrevet A aan de Nationale Luchtvaartschool in Hilversum. Latere politievliegers kregen uiteraard een op hun functie toegespitste opleiding. Voordat zij tot deze opleiding werden toegelaten, moesten zij eerst aan de volgende eisen voldoen:
- ln het bezit zijn van het politiediploma-B, gevolgd door een aantal jaren politiepraktijk.
- Bij voorkeur niet ouder zijn dan dertig jaar.
- Een uitstekende gezondheid hebben (niet bril dragend)
- Spreekvaardigheid in tenminste de Engelse taal bezitten; (Engels is immers de voertaal in de Luchtvaart).
Na een zeer strenge selectie volgde dan een ongeveer anderhalf jaar durende opleiding aan de Rijksluchtvaartschool in Eelde of de Nationale Luchtvaartschool in Beek. Na deze opleiding was de vlieger in het bezit van het B-3 brevet met l.F.R-rating (het beroepsbrevet met instrument Flight Rules rating), ook wel de beroepsverklaring "blind vliegen" genoemd. Het cijfer 3 staat voor vliegtuigen met een gewicht tot 5700 kilo.
In verband met de aanschaf van de eerste helikopters in 1976 werd uit de bestaande groep vliegers van de Dienst Luchtvaart een zestal vliegers gekozen die tot helikopter vlieger werden opgeleid. Zij volgden een basis helikopter vliegopleiding bij de Koninklijke Luchtmacht, aangevuld met een vijfweekse training op de BO-105 helikopter bij de fabriek in West-Duitsland.
Foto VG01.
Foto VG02. Politievlieger Camiin ontvangt zijn vliegbrevet na de helikopter vliegopleiding bij de Koninklijke Luchtmacht, juli 1975.
In 1978 waren er twintig vliegers werkzaam bij de Dienst Luchtvaart en nog vier man in opleiding te Eelde. Zij maakten gemiddeld 400 vlieguren per jaar. Het vliegen met politievliegtuigen vergt veel extra vaardigheden: vliegen met een minimumsnelheid, laag vliegen, 's nachts vliegen, en -voor de helikopterpiloten- overal kunnen landen.
Foto VG03. Vlieger Jan van der Velde in de cockpit van de Cessna Fl72H met de registratie PH-RPB, 1969.
Na enige praktijkervaring te hebben opgedaan is voor een aantal van hen verdere specialisatie tot heli-vlieger mogelijk.
Beroepsvliegers jonger dan veertig jaar moeten jaarlijks een medische keuring ondergaan; voor oudere piloten is een halfjaarlijkse keuring voorgeschreven.
Vliegers moeten ook regelmatig -twee uur per maand- "droogtrainen" in een linktrainer of Flight SimulatoI om het instrumentvliegen (blind vliegen) en het goed uitvoeren van start-, landings- en noodprocedures te oefenen. Voor het droogtrainen waren ze aangewezen op bedrijven op Schiphol, waar zij trainingsuren op een vliegsimulator huurden.
Foto VG04.Gemaakt in Schotland op een oude WW2 RAF vliegveld. Daar werden trainingen gegeven met Cessna's voor DLV piloten als voorbereiding tot opleiding tot helikopterpiloot. Op de foto zes DLVers en vier instructeurs. Achterste rij in het midden John Posthuma.
Foto: De Politie Luchtvaartdienst levert ook de piloten voor het Darnier 228-212 vliegtuig van de Kustwacht voor vluchten boven de Noordzee, binnenwateren en havens.
Grondwerktuigkundige
De vliegtuigen en helikopters, waarmee per jaar vele duizenden uren onder bijna alle omstandigheden wordt gevlogen, hebben uiteraard onderhoud nodig. Dit onderhoud is zeer arbeidsintensief. De toestellen ondergaan een dagelijkse inspectie, terwijl door de Rijksluchtvaartdienst inspecties zijn voorgeschreven na 50, 100, 500, 1000 en 'l 500 vlieguren. Bovendien moet motor na 1200 vlieguren worden vernieuwd. In de praktijk komt het erop neer dat aan een vliegtuig gemiddeld twee uur onderhoud moet worden besteed als het één uur heeft gevlogen.
Foto WK01. Opperwachtmeester grondwerktuigkundige C. Louw verricht onderhoud aan de zestien jaar oude Auster MK III, 1959.
Van 1953 tot aan de komst van de eerste helikopters in 1976 was politieman Cor Louw de enige grondwerktuigkundige bij de Dienst Luchtvaart. Hij was behalve politieman ook gediplomeerd automonteur en volgde een praktijkgerichte cursus grondwerktuigkundige aan de Rijksluchtvaartschool te Eelde. Zolang Louw de enige grondwerktuigkundige was, moesten de dagelijkse inspecties van de vliegtuigen voor de start, als hij door ziekte of vakantie afwezig was, uitbesteed worden aan één van de op Schiphol gevestigde bedrijven.
Foto WK02 en WK03.
Met de aanschaf van helikopters in 1976 werden twee gediplomeerde grondwerktuigkundigen -burgers- aangetrokken en in 1979 nog eens drie.
In totaal beschikte de Dienst Luchtvaart toen over zes grondwerktuigkundigen voor de vijf vliegtuigen en vijf helikopters.
Foto WK04. Inspectie van een van de twee motoren van een Bölkow 105 helikopter, 1993. Een uur vliegen betekend twee uur vliegtechnisch onderhoud.
Thans zijn zeven grondwerktuigkundigen bij de Politie Luchtvaartdienst bevoegd om vrijwel alle onderhouds- en herstelwerkzaamheden aan de politieluchtvloot te verrichten; zij worden bijgestaan door twee vliegtuigmonteurs.
Waarnemers en opstappers
De waarnemers waren politiefunctionarissen. Zij voerden de luchtwaarneming uit en legden hun bevindingen tijdens de vlucht vast in een surveillancerapport. De waarnemers zijn oorspronkelijk voortgekomen uit de vliegers. Commandant Gerritsen bepaalde namelijk in 1966 als vliegveiligheidsmaatregel dat de eenmotorige Cessna's door twee vliegers bemand moesten worden. Naast de "eigen" waarnemers konden medewerkers van de aanvragende (politie-)instanties meevliegen als "opstappers" op de vluchten ten bate van hun eigen organisatie.
Foto WO01. De politiewaarnemer legt zijn bevindingen tijdens de vlucht vast in een surveillance rapport
Sinds 1984 werden de "opstappers" in vijfdaagse cursussen opgeleid door de Dienst Luchtvaart. Tijdens milieucontroles werd er gebruikt gemaakt van opstappers / waarnemers van de plaatselijke landgroepen.
Vanaf 1997 kregen de burger luchtfotografen ook een opleiding tot Buitengewoon Opsporingsambtenaar. Hierdoor hadden zij ook de bevoegdheid om een ambtsedig proces-verbaal op te maken en konden zij tevens als waarnemer meevliegen.
Luchtfotografen
Politieman Tinus Kuijk, die sinds de oprichting in 1953 bij de Dienst Luchtvaart werkte, kan als de eerste luchtfotograaf worden bestempeld. Met behulp van afgedankte foto-apparatuur van de Koninklijke Luchtmacht introduceerde hij de mogelijkheden van de luchtfotografie bij de luchtwaarneming. Kuijk werd in 1968 opgevolgd door Wim Schermer; net twintig jaar oud, politieman en voorzien van een diploma van de Fotovakschool. Als hoofd van de fotodienst (1968-1986) bouwde hij deze uit tot een professionele organisatie, met goedwerkende, door hem zelf aangepaste fotocamera's.
Foto FG01. Luchtfotograaf Wim Schermer van de Dienst Luchtvaart in actie met een K 20 handcamera uit de Tweede Wereldoorlog, die hij heeft gemoderniseerd met een 180 mm objectief.
De luchtfotografen leverden door middel van hun foto's het bewijs van overtredingen; als burgers hadden zij echter geen opsporingsbevoegdheid.
Omdat dit in de praktijk niet efficiënt bleek, kregen de burger luchtfotografen vanaf 1997 een opleiding tot Buitengewoon Opsporingsambtenaar. Hierdoor hadden zij ook de bevoegdheid om een ambtsedig proces-verbaal op te maken en konden zij tevens als waarnemer meevliegen.
Foto FG02. Luchtfotograaf l. Prast en helikoptervlieger J. Raadsveld bespreken een foto-opdracht op het start en Iandingsplatvorm naast een Bölkow 1 A5 helikopter 1987.
Naar: de index van dit artikel
HISTORIE
KORPS RIJKSPOLITIE
BEVEILIGING EN TOEZICHT SCHIPHOL
Toezicht op de burgerluchthaventerreinen.
De oudste taak van de Dienst Luchtvaart was de opsporing van strafbare feiten op de burgerluchtvaartterreinen. Het politietoezicht op het gebied van orde en veiligheid, zoals het surveilleren en het houden van toezicht op het verkeer, werden overgelaten aan de in 1948 opgerichte particuliere bedrijfsbewakingsdienst van de Luchthaven Schiphol, het onder de havenmeester ressorterende Korps Orde en Veiligheid.
In 1968 werd de burgerluchtvaart opgeschrikt door een reeks van terroristische acties. Vooral de Israëlische Luchtvaartmaatschappij EI Al moest het ontgelden. Als reactie hierop werden taxiënde vliegtuigen van El Al op Schiphol voorzien van een politie-escorte in Groepssurveillance-auto’s.
Foto:
Bovendien werd “zichtbare alertheid" het nieuwe devies op de luchthavens: in uniform en voorzien van de Winchester_ karabijn stelselmatig patrouille lopen in het stationsgebouw, op de wandelpieren, bij de platforms, hangaars en vrachtgebouwen. Zelfs de vliegers en de luchtfotograaf werden op patrouille gestuurd. Omdat dit uiteraard geen werkbare situatie was, mocht de Dienst Luchtvaart in 1970 negentien geüniformeerde aanstellen.
GEDETACHEERDEN.
Op Zwarte Zondag, 6 september 1970, voerde het Volksfront voor de bevrijding van Palestina maar liefst vier vliegtuigkapingen uit. De Nederlandse regering besloot dat met onmiddellijke ingang niet alleen de bagage gecontroleerd moest worden, maar dat ook alle passagiers fouillering, onderzoek aan de kleding, moesten ondergaan. Het fouilleren gebeurde vervolgens door wachtmeesters van de Dienst Luchtvaart, bijgestaan door enkele vrouwelijke leden van de Douane op Schiphol en van een 20 paar gemeentepolitiekorpsen voor de visitatie van vrouwelijke reizigers. Deze bijstand was nodig omdat er bij de Rijkspolitie nog geen vrouwen in executieve dienst waren; pas in 1972 kwamen de eerste vrouwelijke aspiranten op de opleidingsschool van de Rijkspolitie. Het aantal beschikbare vrouwen bij de gemeentepolitie was echter ook gering en deze korpsen wilden niet lang eigen personeel missen. Daarom kreeg Hoogenboom's Bewakingsdienst een contract voor het verrichten van de fouilleringen. De damesploegen van Hoogenboom stonden onder toezicht van de Dienst Luchtvaart.
Foto boven en onder. Een fouilleringsploeg begin jaren zeventig. Omdat er toen bij de Rijkspolitie nog geen vrouwelijke leden waren werden deze ploegen aangevuld met vrouwelijke leden van Gemeentepolitiekorpsen.
Foto: Een medewerker van het particulieren beveiligingsbedrijf fouiIIeert een reiziger onder toezicht van een wachtmeester van de Dienst Luchtvaart, Schiphol 1987.
Door de toenamen van terroristische acties in de wereld, moest het aantal medewerkers van politiezijde drastisch worden uitgebreid. Vanuit het hele land werden Rijkspolitiemensen op Schiphol gedetacheerd. Om bekend te worden met het terrein en de bebouwing van de luchthaven Schiphol, kregen zij een driedaagse cursus. Veelvuldige klachten over de gebrekkige instructie en training leidden ertoe dat de "Schiphol-opleiding" werd verbeterd en verlengd. In 1978 werd de opleiding van zes weken verzorgd door de Centrale Opleiding Mobiele Eenheden (COME) van de Rijkspolitie te Horn.
De Gemeentepolitie van Haarlemmermeer voerde de surveillances in zijn bewakingsgebied rondom Schiphol op om aanslagen van buiten het luchthaventerrein te voorkomen. Op 17 december 1973 werden 32 mensen gedood bij een Palestijnse terreuractie op het vliegveld van Rome. De politie op alle vliegvelden van West-Europa werd in staat van verhoogde paraatheid gebracht. De Centrale Opleiding Mobiele Eenheden (COME) schafte in 1974 Sankey GKN AT 104 pantserwagens aan, die met bemanning ook naar Schiphol gedirigeerd konden worden.
Foto:
In 1977 had de Dienst Luchtvaart een omvang bereikt van 125 mensen. Nog eens 125 Rijkspolitiemensen werden uit de districten voor telkens twaalf weken gedetacheerd ter beveiliging van Schiphol Deze gedetacheerden bemanden de Shorland MK III pantserwagens van de Dienst Luchtvaart en versterkten de door de COME beschikbaar gestelde Sankey's.
Foto:
De pantserwagens waren bestand tegen kogels van geweren en lichte mitrailleurs en tegen granaatscherven. De Sankey beschikte over schietpoorten terwijl de Shorland voorzien was van een draaibare koepel waarin de Heckler & Koch MP5 pistoolmitrailleur kon worden gemonteerd Beide typen pantserwagens waren echter weinig comfortabel en ook de uitlaatgassen van de taxiënde El Al-Boeings vormden een belasting voor de bemanning.
Behalve de politie werkten in 1977 in de beveiliging op Schiphol 250 personen van Hoogenboom's Bewakingsdienst, verdeeld over 26 fouilleringsploegen. Surveillances op het luchthaventerrein en het toezicht op het verkeer waren de dagelijkse werkzaamheden van het Korps Luchthavenpolitie, de bedrijfsbewakingsdienst van de NV Luchthaven Schiphol, dat in 1967 was voortgekomen uit het Korps Orde en Veiligheid. De KLM en een aantal buitenlandse luchtvaartmaatschappijen beschikten op Schiphol over eigen veiligheidsteams die onopvallend een oogje in het zeil hielden. De Gemeentepolitie Haarlemmermeer tenslotte was nog steeds verantwoordelijk voor de "buitenbeveiliging" van het Schipholterrein; dit korps beschikte in 1981 over twee Shorland pantserwagens.
Foto:
Met de reorganisatie van de Dienst Luchtvaart in 1987 werd onder meer de onderafdeling beveiliging getransformeerd tot de Uniformdienst.
DE UNIFORMDIENST
In 1987 startte de Dienst Luchtvaart met de opbouw van de Uniformdienst op Schiphol. Zij volgden gedurende negen weken de "Herziene Schiphol Opleiding" bij de afdeling Opleiding en Vorming van de Dienst Luchtvaart op het landgoed Leyduin. Tijdens deze opleiding kwamen de volgende onderdelen aan bod: kennis op het gebied van beveiliging, internationaal terrorisme en kapingen, surveillancemethodieken, explosievenverkenning. topografische kennis van de luchthaven en omgeving en het besturen van pantservoertuigen. De bedoeling was dat deze Uniformdienst zo'n honderd medewerkers zou weten te werven, zodat niet langer een beroep gedaan hoefde te worden op gedetacheerden uit de Rijkspolitiedistricten. De opbouw van de Uniformdienst verliep echter niet voorspoedig; in het eerste jaar traden er slechts 35 wachtmeesters in dienst.
De Dienst Luchtvaart had inmiddels al geruime tijd grote behoefte aan een detectiemiddel voor explosieven in achtergebleven bagage en verdachte pakjes. Daarom startte de Rijksspeurhondenschool in Den Haag met de africhting van vijf honden tot "bomhond". De speurhond maakte eerst kennis met de geur van het explosieve TNT en vervolgens met andere geuren van explosieve stoffen. Bovenal leerde het dier rustig te gaan liggen en niet te blaffen wanneer het een explosieve stof had opgespoord. De ontsteking van de bom kon mogelijk op geluid of trilling werken. in 1988 konden de honden op Schiphol worden ingezet.
Foto: Een speurhond explosieven en een hondengeleider van de Dienst Luchtvaart controleren bagage van vliegtuigpassagiers op Schipho
De niet aflatende terroristische dreiging voor de internationale burgerluchtvaart en de soms openlijke, soms verscholen meningsverschillen over de beveiligingsverantwoordelijkheid van de diverse overheidsdiensten en particuliere bedrijfsbewakingsdiensten, brachten Schiphol herhaaldelijk in het nieuws en onder de aandacht van de Haagse politiek. Met de reorganisatie van het politiebestel in Nederland werd er duidelijkheid geschapen: sinds 1994 wordt de politie- en beveiligingstaak op het vliegveld verricht door de Koninklijke Marechaussee, met behulp van fouilleringsploegen van Seceurop.
Foto comfortabel en ook de uitlaatgassen van de taxiënde El Al-Boeings vormden een belasting voor de bemanning.
Foto Een vrolijk moment rond de Shorland MK III, ditmaal in een witte uitvoering, circa 1990.
Naar: de index van dit artikel
HISTORIE
KORPS RIJKSPOLITIE
De afdeling Luchtfotografie van de politie Luchtvaartdienst voerde verzoeken voor Luchtfoto’s m.b.t. uit, milieu, criminaliteitsbestrijding en misdaadreconstructie, openbare orde en veiligheid en verkeer.
Foto: Vlieger en luchtfotograaf bespreken de foto-opdracht.
Foto: Een luchtfotograaf van de Dienst Luchtvaart in actie. Voor het nemen van oblique - schuín naar beneden gerichte - foto’s moet de deur van de heli geopend worden.
Zie verder bij Fotodienst
Naar: de index van dit artikel
HISTORIE
KORPS RIJKSPOLITIE
Het toezicht op de luchtvaart dat door de politie werd uitgeoefend, omvatte het toezicht op de regels zoals die zijn vastgelegd in de Luchtvaartwet, de Regeling Toezicht Luchtvaart en het Luchtverkeersreglement en de daaruit voortvloeiende besluiten, zoals het Besluit Luchtfotografie en de Regeling Valschermspringen.
Foto: Medewerkers van de Dienst Luchtvaart arriveren per helikopter om een ongeluk met een zweefvliegtuig te onderzoeken.
De controle was met name gericht op de zogenoemde kleine luchtvaart: sportvliegerij, vliegen met Ultra Lichte Vliegtuigen, zweefvliegen, parachutespringen, ballonvaarten, parasailing. Daarnaast vond er toezicht plaats op luchtvervoer, landbouwspuitvluchten, rondvluchten, fotovluchten en reclamevluchten. Behalve de "hoofdvestiging" op Schiphol bemande de Dienst Luchtvaart ook de "buitenposten" Eelde, Beek en Zestienhoven. Eelde fungeerde als basis voor luchtvaartonderzoeken in Groningen, Friesland, Drenthe en Overijssel. Vanuit de luchthaven Zuid-Limburg bij Beek vond het toezicht plaats op de zweefvliegterreinen Venlo en Malden en luchtvaartonderzoeken in Limburg en het oostelijk deel van Noord-Brabant. Vanaf de luchthaven Zestienhoven werden de controles en onderzoeken in Zuid-Holland, Zeeland en westelijk Noord-Brabant uitgevoerd. Schiphol was verantwoordelijk voor de provincies Noord-Holland, Utrecht en Gelderland. Sinds 1994 is het toezicht een taak van de Luchtvaartpolitie van het KLPD, gevestigd op Schiphol-Oost; de "buitenposten" zijn opgeheven. Het toezicht op de luchtvaart hield tevens een betrokkenheid bij onderzoeken naar luchtvaartongevallen of incidenten in. In 1968 werd de Dienst Luchtvaart formeel belast met onderzoeken naar luchtvaartongevallen met burgervliegtuigen en ongevallen met militaire vliegtuigen uit niet-NAVO landen. Ook werden ongevallen met Nederlandse vliegtuigen in het buitenland onderzocht. Het doel van het politie onderzoek bij luchtvaartongevallen was vast te stellen of er strafbare feiten waren gepleegd. De Rijksluchtvaartdienst richtte zich meer in algemene en technische zin op de oorzaak van het ongeval. De taak van het justitiële onderzoek naar vliegtuigongevallen wordt sinds 1994 vervuld door de Luchtvaartpolitie. Een moeilijkheid bij luchtvaartongevallen was de identificatie van slachtoffers, vooral als het ongeluk met brand of explosies gepaard ging. In 1972 werd de Rampenstaf ingesteld die bestond uit Rijkspolitiemensen uit verschillende diensten, waaronder de Dienst Luchtvaart. Rampenplannen werden opgesteld en extra materieel en hulpmiddelen aangeschaft. Daartoe behoorde ook de "rampenkoffers" met instrumenten voorschriften en formulieren die de identificatie van slachtoffers moesten vergemakkelijken. Het eerste luchtvaartongeval dat het optreden van de Rampenstaf vereiste, was het neerstorten van een Sikorsky-helikopter van de KLM in 1974.
Foto: Het wrak van een Sikorsky helikopter van de KLM wordt geborgen. De helikopter stortte in 1974 neer in de Noordzee door een breuk in een rotorblad. Alle zes inzittenden kwamen om.
De helikopter vervoerde personeel van een boorplatform toen hij in de Noordzee stortte ten gevolge van een breuk in een rotorblad. Alle zes inzittenden kwamen om. De Rampenstaf werd ook ingezet bij ongelukken met Nederlandse vliegtuigen in het buitenland, zoals de vliegramp op Tenerife in 1977, waarbij een KLM toestel met 248 inzittenden betrokken was. Bij deze vliegramp kwamen in het totaal 570 mensen om het leven. Medewerkers van de Dienst Luchtvaart maakten detailfoto's van bijvoorbeeld de gebitten en littekens van de omgekomen inzittenden van het Nederlandse toestel.
Foto: Leden van het Rampen Identificatie Team en een hondengeleider met een lijkenspeurhond zoeken in de wrakstukken van een neergestort vliegtuig naar menselijke resten, Faro (Portugal), 1992.
Deze foto's, maar ook operatiegegevens en sieraden, leidden er uiteindelijk toe dat de identiteit van 240 omgekomen passagiers kon worden vastgesteld. Identificatie van slachtoffers van vliegrampen door de Rampenstaf, sinds 1983 het Rampen Identificatie Team (RIT), betekent voor de betrokkenen (politiemensen, tandartsen, medici, medewerkers van het Gerechtelijk Laboratorium) een zware, emotionele belasting. Het opsporen van misdrijven gepleegd aan boord van Nederlandse vliegtuigen was ook een taak van de Dienst Luchtvaart. Tijdens de jaren zeventig, de periode van vliegtuigkapingen en terroristische aanslagen, vlogen rijkspolitiemensen "under cover" mee op zogenoemde risico vluchten van de KLM.
Foto: 1992. Leden van het Rampen Identificatie Team en een hondengeleider zoeken naar wrakstukken van het neergestorte El al vliegtuig in de Bijlmer en met een lijkenspeurhond naar menselijke resten.
Naar: de index van dit artikel
HISTORIE
KORPS RIJKSPOLITIE
Vanaf de jaren vijftig nam de welvaart in Nederland aanzienlijk toe en maakte ook het aantal auto's op de weg een explosieve groei door. Deze groei veroorzaakte eveneens een toenemend aantal verkeersovertredingen, opstoppingen en ongevallen. De politie reageer de op deze ontwikkelingen met een sterke uitbreiding van de verkeerstaken. Niet alleen kwam er meer personeel om toezicht uit te oefenen, eveneens werden de verkeersregels aangescherpt en de snelheid aan banden gelegd. Ook de PH-POL van de Dienst Luchtvaart bewees tegen het eind van de jaren vijftig geregeld goede diensten bij de verkeersregulering, vooral op zon en feestdagen in het voorjaar wanneer het verkeer in de Bollenstreek muurvast kwam te zitten. Toen op 1 maart 1963 de Dienst Luchtvaart zijn tienjarig bestaan vierde, kon commandant De Beaufort een bijzondere proefneming aankondigen: samenwerking van de Dienst Luchtvaart met de Porsche groep van de Sectie Bijzondere Verkeerstaken.
Foto: Verkeerstoezicht vanuit de lucht in de jaren vijftig. De Auster van de Dienst Luchtvaart vliegt boven verkeersplein Oudenrijn.
De piloten van de vliegdienstassisteerden de landelijke verkeerspolitie in de Porsches, met wie zij radiografisch contact konden maken door de mobilofoon. Even eerder waren mobilofoons (Storno CQF 31) op de markt gekomen, die geschikt waren voor relais bedrijf. Daardoor werd het mogelijk rechtstreeks met de bemanning van andere (politie)voer- en vaartuigen te praten, zonder tussenkomst van een vaste post.
Foto: De waarnemer in een Cessna van de Dienst Luchtvaart geeft per mobilofoon verkeersinformatie door aan de Porschebemanning "Alex 98" van de Algemene Verkeersdienst,
Deze proef markeerde het begin van een groeiende en jarenlange nauwe samenwerking van de Dienst Luchtvaart met de Sectie Bijzondere Verkeerstaken en de latere Algemene Verkeersdienst (AVD). Vanuit de lucht werden verkeersstremmingen, files of ongelukken gesignaleerd en gemeld aan de centrale van de AVD in Driebergen of in de buurt zijnde Porsches. Hierdoor kon de verkeerspolitie veel sneller en adequater reageren. In 1968 maakte de Dienst Luchtvaart iedere zondag twee vluchten voor de verkeerspolitie en wel van negen tot één uur 's middags en vanaf vier uur tot de afloop van de grote verkeersdrukte. In 1978 maakte de vliegdienst van de Dienst Luchtvaart bijna 4000 vlieguren; 80% daarvan waren vluchten ten bate van het verkeer. In de negentiger jaren liep het aantal vlieguren dat aan het verkeer besteed werd gestaag terug.
Foto: De Bolköw 105 helikopter van de Dienst Luchtvaart tijdens verkeerstoezicht boven het Kleinpolderplein bij Rotterdam
Door de elektronische verkeersgeleidingssystemen en videocamera's op drukke snelwegtrajecten kon de waarneming vanuit de lucht gedeeltelijk worden afgebouwd.
Naar: de index van dit artikel
HISTORIE
KORPS RIJKSPOLITIE
De bescherming van de natuur en het milieu was een van de werkzaamheden die de Dienst Luchtvaart van meet af aan uitvoerde. In de jaren zestig en zeventig nam de binnenscheepvaart tussen Rotterdam en Lobith enorm toe. Het lozen van olie en andere afvalstoffen door schepen in de rivieren veroorzaakte een ernstige verontreiniging van met name de Rijn en Waal. Dit leidde ertoe dat in 1969 de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren werd aangenomen en het politietoezicht op de binnenscheepvaart werd verscherpt.
Foto: Een illegale lozing van olie door een pleziervaartuig in een jachthaven.
Op aanvraag van de Rijkspolitie te Water en Rijkswaterstaat voerde de Dienst Luchtvaart milieuvluchten uit, aanvankelijk alleen boven de drukst bevaren rivieren van Nederland: de Rijn, Waal, Maas en de Lek. Boven twee locaties werd frequent gevlogen: Lobith, waar jaarlijks ongeveer 200.000 schepen Nederland binnen voeren, en de schutsluis Weurt in het Maas-Waalkanaal bij Nijmegen, waar jaarlijks zo'n 70.000 schepen passeerden. Ook richtte de Dienst Luchtvaart, in samenwerking met de Rijkspolitie te Water en sinds 1987 in Kustwachtsamenwerkingsverband, zijn aandacht op de kustwateren. Behalve bij het opsporen van olielozingen en bij visserijcontroles op zee kwam de Dienst Luchtvaart in actie bij de opsporing van zeehondenstropers op de Wadden, bij de jacht op gestolen vaartuigen en bij reddingsacties. Bovendien leverde de Dienst Luchtvaart de piloten voor het Kustwachtvliegtuig.
Ook boven land speurde de Dienst Luchtvaart naar milieuverontreiniging. Overtredingen, zoals het illegaal storten van afvalstoffen, het zonder vergunning dempen van een sloot of het rooien van bomen, en het uitrijden van mest op bevroren grond, waren vanuit de lucht vaak beter zichtbaar dan vanaf de grond. Bovendien kon de overtreding meteen door de luchtfotograaf op de gevoelige plaat vastgelegd worden. In 1990 maakte de Dienst Luchtvaart ruim 2000 milieuvlieguren, waarbij per vlucht negen milieuovertredingen werden geconstateerd.
Deze milieuvluchten verbruikten bijna 70% van het jaarbudget voor luchtsteun aan de Nederlandse politie. In 1991 ontving de Dienst Lucht vaart een subsidie van fl. 900.000 van het ministerie van Verkeer, Ruimtelijke Ordening en Milieu. Hiervan kon een jaar lang een extra helikopter worden gehuurd, waardoor 80% (in plaats van 40%) van de aangevraagde milieu vluchten kon worden uitgevoerd.
Foto: De Dienst Luchtvaart huurde in 7991 de BellletRanger PH-SLl. Dankzij een subsidie van het ministerie van VROM konden met deze heli 1000 extra milieuvlieguren gemaakt worden.
De plaatselijke opstapers voor de milieuvluchten werden soms bij hun werkplek opgehaald.
Naar: de index van dit artikel
HISTORIE
KORPS RIJKSPOLITIE
De handhaving van de openbare orde en veiligheid is een politietaak, die zowel door kleinschalig politie optreden in de vorm van surveillances als door grootschalige acties wordt uitgevoerd. Het grootschalig optreden varieert van route-afzettingen bij een protestmars, sinterklaasoptocht of Elfstedentocht tot grote ME-acties of complexe beveiligingsoperaties bij staatsbezoeken. Een van de eerste grootschalige acties waarbij de Dienst Luchtvaart zichtbaar aanwezig was, betrof het REM-eiland in 1964. Vanaf een platform op de Noordzee, buiten de territoriale wateren van Neder land, was op 13 augustus 1964 de radio en televisiezender Noordzee begonnen met het uitzenden van televisiebeelden naar het vasteland.
Foto: Donderdag 1 7 december 1964: een politieman van de Dienst Luchtvaart daalt met behulp van een lier uit een Marine helikopter naar het REM eiland van etherpiraat TV-Noordzee.
De uitzendingen van TV-Noordzee, beter bekend als de REM (Radio Exploitatie Maatschappij), haalden al snel een hoge kijkdichtheid. De zender zond Amerikaanse series uit en daarnaast ook reclameboodschappen. Met name die reclameboodschappen waren een doorn in het oog van niet alleen de gevestigde omroepen en uit gevers die hun belangen bedreigd zagen, maar ook van de overheid. Een wetsontwerp leidde ertoe dat installaties op het continentaal plat in de Noordzee tot Neder lands grondgebied werden verklaard. Door deze wet werd TV-Noordzee een illegale onderneming. De exploitant weigerde echter de uitzendingen te stoppen en de overheid besloot de piratenzender met behulp van de politie uit te schakelen. Hierbij werd ook een beroep gedaan op de medewerking van de Dienst Luchtvaart, aangezien de operatie vanuit de lucht moest plaatsvinden. Volledig volgens plan werd het REM-eiland ontruimd. De pers deed uitvoerig verslag van de gebeurtenissen; hierdoor zal menig Nederlander voor het eerst hebben kennis gemaakt met dienders in de lucht. In het begin van de jaren tachtig verleende de Dienst Luchtvaart bij een aantal grootschalige politie-optredens luchtsteun in de vorm van waarneming vanuit de lucht, zodat het politieoptreden op de grond beter kon worden gecoördineerd. Zo kwamen vliegtoestellen in actie bij de ontruiming van diverse kraakpanden in Amsterdam en bij blokkades van de kerncentrale in Dodewaard.
Foto: Met grote inzet van mankracht en materieel ontruimt de politie een gekraakt pand aan de Prins Hendrikkade in Amsterdam op 19 augustus 1984. Luchtwaarneming is een van de maatregelen.
Bij de opsporing en bestrijding van criminaliteit bleek luchtwaarneming een belangrijk hulpmiddel. De helikopter kon met zijn zoeklicht de politie op de grond bij nachtelijke acties ondersteunen en bijlichten. Het toestel was ook een ideaal hulpmiddel bij een zoekactie of achtervolging in moeilijk toegankelijk terrein of vanaf de grond slecht overzichtelijk terrein. De waarnemer in de lucht gaf informatie per mobilofoon door aan de politie op de grond. Bovendien kon de aanwezigheid van een politiehelikopter een demoraliserend effect hebben op vluchtende criminelen en hen tot opgeven brengen.
Foto: Een helikopter van de Dienst Luchtvaart verleent met zijn zoeklicht assistentie bij het opsporen van vluchtende verdachten.
Met de door de luchtfotograaf vastgelegde informatie kon de voorbereiding van een politieactie worden geperfectioneerd. Men was in staat terreinomstandigheden, mogelijke vlucht wegen en geschikte afzettingsplaatsen beter in kaart te brengen. Luchtfoto's konden bij een misdaadreconstructie bovendien sporen zicht baar maken die vanaf de grond niet te zien waren.
Handhaving van de openbare orde en veiligheid van veel vriendelijker aard was de ondersteuning van de Politie Luchtvaartdienst bij de Elfstedentocht die op 4 januari 1997 werd verreden. Tijdens de "Tocht der Tochten" waren een vliegtuig en twee helikopters continue in de lucht om de veiligheid van deelnemers en toeschouwers te waarborgen. Na afloop van de tocht zocht de teleheli, voorzien van een nacht zichtcamera en een zoeklicht, de gehele route af naar achtergebleven schaatsers. Achterblijvers werden inderdaad gevonden, maar incidenten deden zich niet voor.
Naar: de index van dit artikel
HISTORIE
KORPS RIJKSPOLITIE
"Het verlenen van hulp aan hen, die deze behoeven" is een algemene taak van de politie volgens artikel 28 van de Politiewet van 1957 en artikel 2 van de nieuwe Politiewet van 1993. De Dienst Luchtvaart en de Politie Luchtvaartdienst zijn dan ook regelmatig in actie gekomen voor het verlenen van hulp bij natuurbranden, spoedeisende transporten van couveusekinderen en donororganen en bij de evacuatie van burgers tijdens zware sneeuwval of overstromingen.
Foto: Een helikopter van de Dienst Luchtvaart vervoert een zuigeling in een couveuse naar een academisch ziekenhuis.
Vaste klanten van de Politie Luchtvaartdienst zijn inmiddels de schoolgaande kinderen van Tiengemeten als ijsvorming de bootverbinding met de Hoekse Waard en Goeree Overflakkee buiten bedrijf stelt. Dan zorgen politiehelikopters ervoor dat de kinderen, die door de week bij gastgezinnen in de buurt van hun school ondergebracht worden, in het weekeinde toch naar huis kunnen.
Foto: Brekend ijs op het IJsselmeer brengt in 1 979 drie jongens in een benarde positie. De helikopter van de Dienst Luchtvaart haalt de jongens van het ijs.
Politiehelikopters zijn door hun vermogen om stil te kunnen blijven hangen, op een klein stukterrein te kunnen landen en door hun zoeklicht ook uitermate geschikt voor zoekacties naar vermiste personen te land of te water.
Naar: de index van dit artikel
Reacties en/of aanvullingen op dit artikel
Belangrijk. Stuur geen foto's uit boeken, facebookpagina's of websites in. Deze mogen wij niet publiceren.
Het is niet toegestaan om foto's van deze site elders te publiceren bv op een website of facebookpagina.
Help ons want alleen samen kunnen we er echt iets moois van maken. Lees hier hoe.
-
Categorie: LD07 DLV Dienst Luchtvaart
-
Laatst bijgewerkt op 02 oktober 2024
-
2535 keer bekeken
- Lorem ipsum dolor sit amet.
Zoeken op deze site
Nieuwste artikelen
- Pagina Landgroep LUYKSGESTEL
- Pagina Landgroep BERGEIJK
- Pagina Landgroep BUNSCHOTEN
- Reünie Klas C 1975 Opleidingsschool Horn
- RP Parketgroepen in ontwerp
- RP en de Kustwacht in ontwerp
- Pagina Landgroep ROSMALEN
- Pagina Landgroep SLEEUWIJK / WOUDRICHEM
- Pagina Districtsstaf ALMELO
- Pagina landgroep BEDUM
- Opvang- Stagegroep SCHEEMDA
- F.G. Veltink. 25 jaar ambtenaar bij het Korps Rijkspolitie.
- VWS Brochure 1969 Rijkspolitie
- Pagina landgroep VOORST
- Laatste Site-info d.d. 30-12-2023
- AVD Archief R. Hiddinga
- AVD Gehuwd en twee kinderen
- AVD 25 jaar. Wie is die vogel
- Menu De oprichting en opbouw van de R.P.
- M.E. Archief De gijzelaar v. Nijmeijer De Punt 1977